Hoe geef je aandacht zonder fysieke nabijheid. Wat doe je voor zorgwekkende onderwijsmijders. En wat doe je voor de kinderen die zich zorgen maken over hun vakantie, over de eenzaamheid van oma of over het dreigende faillissement van pappa en manna. Het gaat dan om de vraag hoe het onderwijs in ‘ongeborgen tijden’ zoals nu, kan zorgen voor ‘geborgenheid’. Op de lange termijn gaat het om de vraag welke van de innovaties uit de Coronatijd zouden moeten beklijven.
Omgaan met crisissituaties, op gang brengen van ze zingevingsprocessen, vormgeven aan verandering, het zijn situaties die van de onderwijsmensen om diepgang vragen. Diepgang die ervoor kan zorgen dat je– zoals de pedagoog Max van Maanen het formuleerde – “weet wat je moet doen, als je niet meer weet wat je moet doen”.
Diepgang is nodig omdat het onderwijs voortdurend wordt uitgedaagd om in te spelen op de thema’s in de samenleving en jongeren voor te breiden op de toekomst. Daarbij denk ik niet alleen aan de huidige crisis maar vooral aan grote maatschappelijke thema’s, zoals de toenemende diversiteit, een duurzame wereld en zeker ook de fundamentele veranderingen die de digitalisering teweeg brengt en die maakt dat kinderen de wereld op een andere manier verstaan dan hun leraren.
Bij diepgang denk ik aan het ontwikkelen van hogere orde denken en een kritisch denkvermogen, aan het vermogen om brede verbanden te leggen en van perspectief te wisselen, en bijvoorbeeld aan toewijding en flow. Ik denk aan persoonlijke leiderschap: jezelf kennen, kunnen inzetten en ontwikkelen, maar ook aan het samen met anderen creëren van diepgang. Dat vraagt van onderwijsmensen het vermogen om de dialoog aan te gaan en om niet verstrikt te raken in clichés en kwaakspraak.
Bij het beroep op onderwijsmensen om voor diepgang te zorgen, moet ik helaas constateren dat oppervlakkigheid op de loer ligt. Er sluipen gemakkelijk algemeenheden in de gesprekken die er in de school gevoerd worden, zoals: ‘onderwijs organiseren vanuit de bedoeling’, ‘onderwijs maken vanuit de why, how en what’, ‘het kind centraal’ en ‘21e eeuwse vaardigheden’. Hoewel de modes in onderwijs zeker hun functie hebben zou ik hier de boude stelling willen poneren dat wanneer het na-apen begin het denken stopt. Onderwijsmensen die aan de hypes en modieuze toverspreuken willen ontkomen hebben diepgang nodig.
Een brede vorming kan helpen onderwijsleiders helpen om te ontsnappen aan modieuze denksporen. Zo kunnen romans en gedichten je inspireren om je meer in te leven in anderen, beeldende kunst kan nieuwe perspectieven bieden en muziek kan je laten ervaren hoe mooi meerstemmigheid kan zijn. Een brede vorming is dan ook niet alleen van belang voor leerlingen, maar ook voor leraren en schoolleiders. Een brede vorming kan het hoge orde denken ondersteunen en helpen om ruimte te maken voor een brede verwerking van kennis, ervaringen en emoties. Een brede vorming kan helpen om de relaties met andere onderwijsmensen te ontwikkelen, om manieren te vinden om de ander aan te spreken, samen te ervaren en samen te creëren. HKU-lector Bart van Rosmalen bepleit daarom ook voor muzische professionalisering. Van Rosmalen laat zien dat de negen muzen de onderwijsleiders kunnen helpen om los te breken uit routines. Ze doen verder een appel op waarden gedreven makerschap, waarin bijvoorbeeld improvisatie, creativiteit en interdisciplinaire samenwerking toegevoegde waarde leveren.
Tot slot, naast diepgang kan een brede vorming ook voldoening en plezier bieden. Dat maakt het levenlang leren aangenaam duurzaam.
Voor het vakblad Opleiding & Ontwikkeling maak ik een serie artikelen getiteld ‘Uit de Kunst. In die serie ga ik in op de waarde van de kunsten voor professionals, teams en organisaties.