Aandachtige betrokkenheid bij leerlingen in tijden van Corona

door Lisette Bastiaansen en Ton Bruining
1 Mei 2020

Onderwijzend Nederland heeft in no-time een omslag gemaakt die niemand kon voorzien: Van voor een klas met springlevende kinderen staan, naar in je eentje voor een beeldscherm. En dat in minder dan een week. Een omslag met vallen en opstaan, waar stoeien, afzien en met elkaar genieten van behaalde succesjes elkaar in rap tempo afwisselen. Lisette Bastiaansen en ik zijn benieuwd hoe het leraren qua ‘aandachtige betrokkenheid’ vergaat.

Aan het begin van de Lockdown interviewden we twintig leraren en een enkele bestuurder uit alle sectoren van onderwijs. Als je aan leraren vraagt ‘hoe gaat het nu’, is de gemiddelde reactie: druk, even wennen, maar we gaan ervoor. De ingezette omslag heeft ook een aantal haken en ogen. Een van de leraren stelt aan de of de techniek van afstandsleren vanuit de gedachte van ‘aandachtige betrokkenheid’ eigenlijk wel zo centraal zou moeten staan. 

Als je aan leraren vraagt ‘hoe gaat het nu’, is de gemiddelde reactie: druk, even wennen, maar we gaan ervoor. Een gevoel van onderlinge verbondenheid, lijkt ruimte te maken om deze onverwachte en onvoorbereide afstandsonderwijsopdracht te klaren. Qua techniek blijken de eerste hobbels genomen. Zowel leraren als leerlingen zijn in volle vaart aan de slag. ‘Het loopt eigenlijk verbazingwekkend goed’, zo stelt Lisanne, leerkracht primair onderwijs. ‘Het is bizar hoe enorm snel leerlingen zich thuis voelen in een totaal nieuwe omgeving zoals Microsoft Teams. Tot nu toe zijn de leerlingen enorm gemotiveerd’.

 

Het primaat bij de techniek?

Techniek, en dan het vooral het in de vingers krijgen ervan, is waar nu primair de aandacht van de meeste leraren naar lijkt uit te gaan. Van Hoy, tot Zoom, Teams, Facebook, GoogleClassroom, Skype, tot WhatsApp, geen middel wordt geschuwd om de leerling op afstand het onderwijs te geven die hij of zij verdient. Daarbij valt ook veel creativiteit te bespeuren. Vloggende basisschooljuffen die hun kinderen goed weekend wensen, een Skype-spreekuur voor ouders en leerlingen, en zelfs schoolexamens die via WhatsApp worden afgenomen.

 

Tot zover niets dan goeds, zo lijkt het. Toch kent de ingezette omslag ook een aantal haken en ogen. Allereerst stelt een van de leraren de vraag of die techniek vanuit de gedachte van ‘aandachtige betrokkenheid’ eigenlijk wel zo centraal zou moeten staan, en of we de mens achter de leerling niet een beetje dreigen te vergeten. Oppassen, zo stelt Meike, docente filosofie, anders gaat die techniek met ons op de loop. ‘Het systeem is in de lead, staat er nu echt massief. Het is sowieso al een tendens om alles via een systeem op een standaard manier te laten functioneren. Het zou kunnen dat de manier waarop we nu digitaal gaan werken een aantal dingen leuker maakt. Maar het zou ook zomaar kunnen dat we dichterbij een wereld komen die volledig aangestuurd wordt door techniek. Ik zie dat als een gevaar’.

 

Digitale aandacht dilemma’s

Ook qua communicatie is het nog even zoeken om de mens achter de leerling te vinden. In de praktijk blijkt de afstandsonderwijsvorm van leraren behoorlijk veel te vragen én hen voor verschillende dilemma's te plaatsen. Zet je het geluid van leerlingen ‘aan’ of ‘af’, geef je ze de kans om jou als leraar te zien of juist niet, houd je ze bij de les door ze gericht vragen te stellen, of bestaat ‘frontaal lesgeven’ vooral uit een monologische overdracht waarbij de leerlingen even – letterlijk en figuurlijk - volkomen uit beeld verdwijnen.

 

Deze voorzichtige zoektocht naar wat qua communicatiestijl wijsheid is, wordt door leerlingen bruusk versneld. De digitale leefwereld al lang in de vingers hebbend stellen leerlingen, zo blijkt uit onze rondvraag, en masse digitaal vragen. Facebook, chats, WhatsApp, geen middel wordt geschuwd om de leraar te bereiken. Enerzijds biedt dit nieuwe mogelijkheden en inzichten, ook in hoe de leerling is. Want, zo stelt wiskunde docente Mia, ‘leerlingen spreken zich anders uit als ze chatten dan als ze praten. Ze zeggen ook heel vaak dankjewel, en in de les doen ze dat niet’.

 

Anderzijds ligt daar ook meteen een fikse uitdaging. Pieter, docent godsdienst op een VMBO: ‘Dat betekent dat kinderen ook 's avonds om 22.00 uur nog vragen stellen. Dan sta ik voor de vraag wat doe ik er mee. Je wil de kinderen maximale aandacht geven, maar er is ook een grens aan dat maximum. Je hebt zelf ook een gezin. De eerste week maalde ik er niet om, maar toen zat ik ook meer dan twaalf uur te werken. Nu trek ik een grens. Het is schipperen tussen aandacht geven en je leven organiseren. De digitale mogelijkheden geven ruimte, maar creëren ook heel veel druk als het gaat om aandacht geven.’

 

Daar komt bij dat ook in het privéleven van leraren Corona op dit moment op enige manier een hoofdrol speelt. De zorg voor een kwetsbare ouder, maar ook, en die komt uit onze rondvraag veel vaker naar voren, de zorg voor de eigen – ook thuis zijnde – kinderen. Al met al vraagt het ‘afstandsleren’ in alles een behoorlijke omslag. Zeker waar het gaat om het ‘in contact zijn’ met de leerling. ‘Onrustig, erg onrustig’, zo betoogt een Anne, leerkracht in het PO. Ook Sanne, docent Engels in het voortgezet onderwijs, voelt zich bij de nieuwe vorm van communiceren nog allesbehalve senang. ‘Ik heb het gevoel dat ik zwem. Mijn superpower ligt bij de relatie met kinderen, niet bij videochatten en eindeloos typen. Niemand vraagt ook hoe het met mij gaat. Heel vervreemdend allemaal’.

 

Focussen, maar waarop?

Wat in de gesprekken met leraren verder opvalt is dat dat de vraag ‘waar gaat je aandacht nu naar uit’ twee ‘soorten’ antwoorden lijkt te kennen. Het merendeel is – vooralsnog – gefocust op het zo snel mogelijk aan kunnen bieden van geplande lesstof. Daarbij wordt soms van de nood een deugd gemaakt. Zo heeft Pieter zijn leerlingen bijvoorbeeld gevraagd een artikel te schrijven over hoe er over twintig jaar wordt teruggekeken op de crisis. Anderzijds is er een groep leraren die zich juist zorgen maakt over deze razendsnelle op lesinhoud gefocuste omslag. De aandacht zou veel meer moet liggen op het ‘zien’ van het kind. Het kind dat nu, net als wij volwassenen, een hele spannende, soms angstige, tijd meemaakt. Of het nu gaat om angst voor slechte punten, de angst voor het missen van de schoolmusical, de angst voor ziekte bij opa en oma, er zou ruimte voor moeten zijn. ‘We zijn nu geschiedenis aan het schrijven’, zegt Annette, docent persoonsvorming en coach op een school voor voortgezet onderwijs. ‘De belangrijkste vraag is: wat doet deze situatie met je? Er is straks een tijd voor Corona, tijdens Corona en na Corona. Dan kunnen we nu wel met zijn allen Engels gaan zitten doen, maar ik ben van mening dat het veel belangrijker is om kinderen er mentaal doorheen te helpen’. Ook Anne, docent basisonderwijs, deelt deze zorg: ‘Je zou het eigenlijk niet moeten willen die focus op de lesinhoud. We zijn ook echt doorgeslagen in het er doorheen krijgen van de lesplanning. We vergeten bovendien dat ouders ook thuis zitten, ook door moeten werken en geen kaas gegeten hebben van onderwijs. Contact houden is nu veel belangrijker’.

 

Nemen we de tijd? Zorgen we daarin goed genoeg voor onszelf? Is er voldoende ruimte om even een pauze te nemen en pas op de plaats te maken? Het zijn niet alleen vragen die met betrekking tot de leerling gesteld lijken te moeten worden, maar ook met betrekking tot het functioneren van de docent. ‘Waar ben ik zelf, waar zijn zij, en waar vinden we elkaar weer. Dat ben ik even aan het verkennen’, zo stelt Meike, docente Filosofie, die benadrukt dat juist die afstemming in tijden van fysieke afstand heel belangrijk is. Eric, docent Duits in het HBO, ondersteunt haar betoog. ‘Doorgaan is zo gemakkelijk. Te gemakkelijk’, stelt hij. ‘Vaak behoort een pauze nemen tot de onmogelijkheden’. Hij, maar ook andere geïnterviewden, legt daarbij zelf de link naar vertrouwen. Lukt het je, om in het huidige afstandsonderwijs tijdperk wérkelijk te vertrouwen op je leerling? Zeker nu je die leerling niet live ziet? Eric, docent op een HBO: ‘Het komt op vertrouwen aan. Vertrouwen dat leerlingen hun eigen leerproces kunnen en zullen oppakken’.

 

Zorgen over zorg

Meteen daar aan gekoppeld volgt de grote zorg die zo’n beetje alle door ons gesproken leraren uiten: de zorg voor leerlingen met wie het vòòr het digitale onderwijstijdperk ook al niet zo best ging. Juist die leerlingen zijn moeilijk bereikbaar. Juist die leerlingen krijgen lang niet altijd de nu benodigde steun van ouders. Mia, docente wiskunde in het voortgezet onderwijs: ‘het moeilijkst is dat ik bij sommige leerlingen helemaal niet betrokken kan zijn. Ze reageren niet op mailtjes, ze laten niets van zich horen’. Vooral kinderen met minder mogelijkheden, uit grote gezinnen en/of van allochtone afkomst blijven nu buiten beeld. Vaak, zo stelt een aantal leraren, worden zij thuis niet goed geholpen met de digitale systemen. Joanna, docente inburgeringsonderwijs ROC: ‘We sturen kleine opdrachten zoals een dictee of een opdracht om een foto van iets in huis te maken. Maar we merken dat er weinig respons komt. Dat horen we ook terug van collega’s in het land’. Annette, docente persoonsvorming: ‘Als je het dan hebt over kansenongelijkheid en kansen gelijkheid, dan zie je hier het verschil’. Leraren, vooral binnen het primair onderwijs wordt dit zichtbaar, zetten naast de digitale middelen ook veelvuldig de ouderwetse telefoon in, in een poging toch ouders en kinderen te bereiken. Twee keer per week een telefoontje naar ‘risico gezinnen’, één keer per week telefonisch contact met de leerling zelf en de vraag of alles lukt.

 

Al met al een behoorlijke opdracht, zo lijkt het. Omschakelen naar digitaal, afstemmen over lesinhoud, er voor zorgen dat de mens achter de leerling niet vergeten wordt. En dan ook nog eens met iedereen in contact blijven. Een opdracht waarvan een aantal nu al uitspreekt dat deze in de huidige vorm niet heel lang vol te houden is. Niet in de laatste plaats omdat er op enige moment toch wel weer een ‘live’ instructie zal moeten volgen, die niet door ouders gegeven kan worden. Sommigen kijken nu al uit naar de terugkeer naar de ‘echte’ wereld. Een wereld waarin mensen van vlees en bloed elkaar weer in het ‘live’ kunnen ontmoeten, en fysiek met elkaar ‘aanwezig’ kunnen zijn. Al spreken ze meteen ook hun zorgen hier over uit. Want straks, als de crisis voorbij is, zal de balans moeten worden opgemaakt. En dan, zo stelt een van de leraren, dan komt pas het ‘echte’ werk.

 

 

Lisette Bastiaansen (1964) promoveert momenteel bij Gert Biesta op ‘de betekenis van aandachtige betrokkenheid in de leraar-leerling relatie’. Ze hoopt haar proefschrift eind 2020 gereed te hebben. Vanuit haar onderzoek maakt ze deel uit van de door NIVOZ rondom Gert Biesta opgezette lectorengroep ‘pedagogische dimensies van onderwijs’. Naast haar promotie doceert en begeleidt ze afstudeerstudenten op de Masteropleiding Pedagogiek van de HAN. Lisette werkte voordat ze aan haar promotieonderzoek begon geruime tijd als docent interpersoonlijke communicatie en studieloopbaanbegeleider bij Fontys Hogescholen.

 

Ton Bruining (1956) is zelfstandig onderwijsadviseur. In zijn projecten richt hij zich op onderwijsinnovatie en de professionalisering van leraren, schoolleiders en toezichthouders. Om zijn werkzaamheden van een stevig fundament te voorzien maakt Ton deel uit van de lectorengroep Normatieve professionalisering, de onderzoeksgroep Duurzaam innoveren van de Marnixacademie en is hij naast Gert Biesta co-promotor van het promotieonderzoek van Lisette Bastiaansen.

Innoverend onderzoeken
door Ton Bruining
30 September 2022
Deze zomer verscheen onder redactie van lector leren en innoveren Arienne van Staveren en Hüseyin S ... Lees meer
45 hoofdstukken over professionaliseren en leren in organisaties
door Ton Bruining
15 Mei 2022
Eind 2021 verscheen alweer de derde editie van het Handboek Human Resources Development. Voor het HR ... Lees meer
Door het gebruiken van onze website, ga je akkoord met het gebruik van cookies om onze website te verbeteren. Dit bericht verbergen Meer over cookies »